
Kinderen in hun kracht. Over een eigen stem en het ontdekken van talent.
We willen op zo’n manier bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen dat zij gelukkig, vol vertrouwen en veerkrachtig in het leven staan. Leven in onze samenleving is leven in een democratie. Daarom willen we kinderen helpen om straks te kunnen deelnemen aan onze democratische samenleving.
De kinderopvang is een soort mini-maatschappij. Waar kinderen kunnen oefenen met alles wat je nodig hebt om mee te doen in een democratische samenleving. Oefenen met luisteren, je mening geven, omgaan met weerstand, verschillende ideeën, probleemoplossend denken, samenwerken en keuzes maken.
De groep kun je zien als een oefenterrein waar kinderen democratie leren en in de praktijk brengen. Denk hierbij aan dingen als samen diversiteit ontdekken, samen verantwoordelijk zijn, samen conflicten oplossen en samen besluiten nemen. Waarin jij kansen ziet en benut. Waarin je ook kansen creëert om te oefenen. Dat vraagt van jou een democratische basishouding: samen met kinderen onderzoeken, een open houding hebben, flexibel zijn, kinderen aanmoedigen om mee te denken en willen leren van kinderen. Dat kan niet alleen op de bso, maar ook in de kinderdagopvang! Denk maar aan peuters in de kring vragen wat ze graag willen doen, dreumesen laten kiezen wat ze op brood willen en peuters structureel mee laten helpen bij het tafeldekken en was opvouwen. Alle voorbeelden die passen bij autonomie van het kind. Want autonomie hoort bij democratie!
We geloven in de kracht van ieder kind. We nemen kinderen, hun meningen en ideeën van jongs af aan serieus. Bijvoorbeeld door samen te kiezen wat we gaan doen. Kinderen die meepraten en hun eigen ideeën kunnen inbrengen, krijgen meer zelfvertrouwen. Ze ervaren dat er ook met hen rekening wordt gehouden. Ze doen ertoe. Wij noemen dit ook wel kinderparticipatie.
Je staat in je kracht wanneer je gezien en gehoord wordt, wanneer je mee mag beslissen over zaken die jij belangrijk vindt en er rekening wordt gehouden met je mening. Volgens het kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties hebben kinderen het recht om hun mening te geven over alle zaken die het kind aangaan. Daarom laten we kinderen meedenken, meepraten en vooral ook meedoen over zaken die hen aangaan. Kinderen leren zo hoe om te gaan met verschillende wensen en ideeën, en hoe je compromissen sluit.
Dus stel bijvoorbeeld het activiteitenprogramma en de groepsregels samen met de kinderen op. Als ze meedenken over regels zullen ze eerder geneigd zijn zich eraan te houden en elkaar eraan te herinneren. Meedenken over een activiteit maakt je enthousiast voor die activiteit. Bij jonge kinderen kijk je waar kinderen in geïnteresseerd zijn en sluit je daarop aan. Hoe ouder kinderen worden, hoe actiever je ze betrekt bij de beslissingen die genomen worden. Bijvoorbeeld door ze ideeën te laten verzinnen, te laten stemmen of vragen te stellen.
En luister bijvoorbeeld naar de wensen van de kinderen bij het inrichten van de ruimtes en de aanschaf van materialen. Door goed te luisteren en te kijken, leer je de wensen van kinderen kennen. En de ruimte wordt dan echt ván de kinderen, waar ze zich thuis voelen en gehoord worden. Maar kinderen hebben er niets aan als er vervolgens niets met hun wensen gebeurt of als ze niet merken dat er iets mee gebeurt. Dit is iets anders dan altijd doen wat kinderen willen of kinderen altijd hun zin geven. Jij bepaalt de kaders waarbinnen kinderen hun wensen kunnen uiten en je legt uit waarom iets wel of niet kan en wat mogelijke alternatieven zijn.
Je kunt ook kiezen voor een structuur waarin overlegd wordt met de kinderen. Om kinderparticipatie goed te borgen in je manier van werken is het belangrijk om vaste structuren te maken, waarbinnen kinderen kunnen participeren. Kinderen groeien in deze structuur en leren zo na verloop van tijd dat hun stem ertoe doet en dat het goed reilen en zeilen op de bso een gezamenlijke inspanning vraagt.
Denk hierbij aan een krant, een ideeënbus, een kinderraad, een vergadering. Het is hierbij wel belangrijk dat jullie al eerder gewerkt hebben aan de minder structurele vormen van kinderparticipatie, zoals het inspelen op signalen en het incidenteel organiseren van inspraakmomenten voor kinderen.